ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0442
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding in hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Groningen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door appellant is ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De rechtbank had op 4 mei 2005 uitspraak gedaan in de zaken 04/1139 en 05/402. De Centrale Raad van Beroep verklaarde op 11 januari 2006 het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk, omdat hij niet tijdig het verschuldigde griffierecht had betaald. Appellant heeft hiertegen verzet aangetekend, wat leidde tot een zitting op 25 juli 2006, waar partijen niet verschenen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de vraag beantwoord of de niet-ontvankelijkverklaring in stand kan blijven. De Raad oordeelt dat de eerdere uitspraak niet kan worden gehandhaafd. De Raad stelt vast dat in de brief van 7 november 2005 geen duidelijke termijn is genoemd voor het betalen van het griffierecht, wat betekent dat appellant niet op de hoogte was van de consequenties van het niet betalen. Dit leidt tot de conclusie dat de niet-ontvankelijkverklaring onterecht was.
De Raad verklaart het verzet gegrond en besluit dat de uitspraak van 11 januari 2006 vervalt. Het onderzoek in de zaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met K.J.S. Spaas als voorzitter en C.W.J. Schoor en H.G. Rottier als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2006.