ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0412

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-3024 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toeslag ingangsdatum krachtens de Toeslagenwet

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 april 2004, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had appellant met ingang van 3 november 2002 in aanmerking gebracht voor een toeslag krachtens de Toeslagenwet (TW) van € 11,89 bruto per dag. Appellant was het niet eens met de ingangsdatum van de toeslag en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd waarom appellant pas vanaf 3 november 2002 recht had op de toeslag, aangezien zijn uitkering op dat moment was beëindigd en zijn inkomen onder het sociaal minimum was gedaald.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 15 september 2006 behandeld, waarbij partijen niet verschenen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en vastgesteld dat appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten heeft aangedragen die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De Raad heeft geen aanleiding gezien om het bestreden besluit in rechte te vernietigen, en bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank. Tevens is er geen aanleiding voor een kostenveroordeling op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade en is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2006, met M.F. van Moorst als griffier.

Uitspraak

04/3024 TW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 april 2004, 03/2005 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 oktober 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geschil is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 15 september 2006. Partijen zijn daarbij niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 7 maart 2003 heeft het Uwv appellant met ingang van 3 november 2002 in aanmerking gebracht voor een toeslag krachtens de Toeslagenwet (TW) van € 11,89 bruto per dag, zijnde de voor appellant geldende maximale toeslag.
Bij beslissing op bezwaar van 11 juni 2003 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv appellants bezwaren tegen het besluit van 7 maart 2003 ongegrond verklaard.
In beroep (en hoger beroep) heeft appellant wederom (alleen) bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de toeslag.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij als haar oordeel gegeven dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd waarom appellant met ingang van 3 november 2002 - en niet eerder - recht heeft op een toeslag ingevolge de TW. Met ingang van die datum is appellants uitkering ingevolge de Werkloosheidswet beëindigd, waardoor appellants inkomen onder het voor hem relevante sociaal minimum is gedaald, zodat hij eerst per die datum recht had op toeslag.
De Raad kan zich geheel verenigen met dit oordeel van de rechtbank.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
Nu ook overigens in het licht van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden, komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
Voor een kostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.F. van Moorst als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2006.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) M.F. van Moorst.