ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0412
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toeslag ingangsdatum krachtens de Toeslagenwet
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 april 2004, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had appellant met ingang van 3 november 2002 in aanmerking gebracht voor een toeslag krachtens de Toeslagenwet (TW) van € 11,89 bruto per dag. Appellant was het niet eens met de ingangsdatum van de toeslag en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd waarom appellant pas vanaf 3 november 2002 recht had op de toeslag, aangezien zijn uitkering op dat moment was beëindigd en zijn inkomen onder het sociaal minimum was gedaald.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 15 september 2006 behandeld, waarbij partijen niet verschenen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en vastgesteld dat appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten heeft aangedragen die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De Raad heeft geen aanleiding gezien om het bestreden besluit in rechte te vernietigen, en bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank. Tevens is er geen aanleiding voor een kostenveroordeling op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade en is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2006, met M.F. van Moorst als griffier.