ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0155
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van de toeslag op het AOW-pensioen en terugvordering van te veel betaalde toeslag
In deze zaak gaat het om de herziening van de toeslag op het AOW-pensioen van appellant, die in verband staat met de inkomsten van zijn echtgenote. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 augustus 2005. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van een te veel betaalde toeslag van € 3.021,94, die door de Sociale verzekeringsbank (Svb) is opgelegd. De Svb heeft in een eerdere beslissing op bezwaar de maandelijkse inhouding van € 25,- vastgesteld, die appellant dient te betalen ter aflossing van de terugvordering. Appellant stelt dat de schuld is ontstaan door toedoen van zijn ex-echtgenote en dat deze daarom voor haar rekening dient te komen.
Tijdens de zitting op 15 september 2006 is appellant in persoon verschenen, terwijl de Svb werd vertegenwoordigd door mr. G.J. Oudenes. De Raad overweegt dat er geen termen aanwezig zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de kosten van de procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin is geoordeeld dat de Svb gerechtigd is om het bedrag van € 3.021,94 terug te vorderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaar van appellant tegen de terugvordering terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het een herhaald besluit betreft dat al eerder in stand is gelaten.
De Raad concludeert dat de bezwaren van appellant tegen de terugvordering ongegrond zijn en dat hij, indien hij niet meer aan zijn betalingsverplichting kan voldoen, de Svb kan verzoeken om een nieuwe berekening van zijn aflossingscapaciteit. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade en is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2006.