ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0146
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- P.H. Broier
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering na medische beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die als huishoudelijk medewerkster werkte, heeft haar werkzaamheden gestaakt vanwege klachten van zware hoofdpijn, misselijkheid en duizeligheid. Het Uwv weigerde haar een WAO-uitkering toe te kennen, omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Appellante heeft in hoger beroep de medische grondslag van dit besluit aangevochten, waarbij zij stelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar andere klachten, zoals die van de rechterpols en linkerarm.
De Centrale Raad van Beroep heeft de medische gegevens van appellante in onderlinge samenhang beoordeeld. De Raad concludeert dat het Uwv de medische beperkingen van appellante op de datum in geding, 1 november 2002, niet te licht heeft ingeschat. De Raad oordeelt dat er onvoldoende onderbouwing is voor de stelling dat er op dat moment zwaardere beperkingen golden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat appellante zich met een verzoek om herbeoordeling tot het Uwv kan wenden indien zij van mening is dat haar medische beperkingen nadien zijn toegenomen.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in tegenwoordigheid van de griffier hebben uitgesproken. De Raad heeft geen termen gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed.