ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0137

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-2327 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de weigering van een WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 maart 2004, waarin de rechtbank oordeelde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht had geweigerd appellant per 7 maart 2003 een WAO-uitkering te verstrekken. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 oktober 2006 uitspraak gedaan in deze zaak. Appellant, vertegenwoordigd door L. Öz van Aldoss, Juridisch Informatie & Advies Bureau, heeft in hoger beroep geen nieuwe medische verklaringen ingediend die zijn gezondheidssituatie en arbeidsmogelijkheden per 7 maart 2003 onderbouwen. De Raad heeft de feiten en omstandigheden zoals vermeld in de aangevallen uitspraak als vaststaand aangenomen. De rechtbank had geconcludeerd dat appellant op de genoemde datum minder dan 15% arbeidsongeschikt was, wat de weigering van de WAO-uitkering rechtvaardigde. Tijdens de zitting op 19 juli 2006 was appellant niet aanwezig, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door A.W.G. Determan. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij de grieven van appellant als afdoende besproken en gemotiveerd zijn afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van griffier A.C.W. Ris-van Huusssen.

Uitspraak

04/2327 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 maart 2004, reg. nr. 03/3054 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 11 oktober 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft L. Öz, werkzaam bij Aldoss, Juridisch Informatie & Advies Bureau te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2006. Appellant noch zijn gemachtigde is verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door A.W.G. Determan.
II. OVERWEGINGEN
De Raad neemt als vaststaand aan de feiten en omstandigheden die als zodanig zijn vermeld in de aangevallen uitspraak.
In de aangevallen uitspraak is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het Uwv terecht heeft geweigerd appellant per 7 maart 2003 een WAO-uitkering te verstrekken, omdat appellant per die datum minder dan 15% arbeidsongeschikt was.
Appellant heeft bij de Raad een uitgebreid hoger beroepschrift ingediend, maar in essentie heeft hij dezelfde gronden als in het beroepschrift - zoals aangevuld ter zitting bij de rechtbank - naar voren gebracht. In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe verklaringen van een medicus of een andere deskundige ingebracht met betrekking tot zijn gezondheidssituatie en zijn (on)mogelijkheden om per 7 maart 2003 de hem door de arbeidsdeskundige voorgehouden functies te verrichten. De in hoger beroep ingezonden verklaring van de huisarts van appellant van 30 juni 2003 maakte reeds deel uit van de gedingstukken in de procedure bij de rechtbank. De rechtbank heeft aan deze verklaring in de aangevallen uitspraak een overweging gewijd.
De Raad is van oordeel dat de rechtbank de grieven van appellant afdoende heeft besproken en genoegzaam heeft gemotiveerd waarom die grieven niet kunnen slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig.
Nu appellant in hoger beroep geen gronden heeft aangevoerd die niet door de rechtbank zijn beoordeeld en de Raad, zoals hiervoor overwogen, het oordeel van de rechtbank juist acht, treft het hoger beroep geen doel.
De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huusssen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2006.
(get.) J. Brand.
(get.) A.C.W. Ris-van Huusssen.
MH