ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0014

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-6257 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig betaald griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2006 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 13 januari 2006. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2005, maar zijn hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant stelde dat hij het griffierecht op 23 december 2005 had overgemaakt, maar de Raad ontving het bedrag pas op 27 december 2005, na de gestelde termijn van 23 december 2005.

Tijdens de zitting op 14 juli 2006 zijn beide partijen niet verschenen. De Raad overwoog dat appellant in zijn verzetschrift geen overtuigende argumenten had aangedragen die de late betaling van het griffierecht konden rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat in de brief van 25 november 2005 duidelijk was vermeld dat het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van die brief op de rekening van de Raad moest zijn bijgeschreven.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De griffier M.C.T.M. Sonderegger was aanwezig bij de uitspraak, die openbaar werd uitgesproken.

Uitspraak

05/6257 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2005, 04/936 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Datum uitspraak: 6 oktober 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 13 januari 2006 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 13 januari 2006 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 14 juli 2006, waar beide partijen – met voorafgaand bericht – niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 13 januari 2006 berust hierop, dat het verschuldigde griffierecht eerst op 27 december 2005 is bijgeschreven op de rekening van de Raad en derhalve niet binnen de in de brief van 25 november 2005 gestelde termijn, welke eindigde op 23 december 2005, is ontvangen.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat hij het griffierecht op 23 december 2005, derhalve voor afloop van de gestelde termijn, heeft overgemaakt naar de bankrekening van de Raad maar dat de Raad er geen rekening mee houdt dat het overmaken van geld via een bankrekening in Marokko enige tijd kost.
De Raad stelt vast dat appellant in verzet niets heeft aangevoerd dat kan dienen als verontschuldiging voor het niet binnen de gestelde termijn door de Raad hebben ontvangen van het griffierecht. De Raad overweegt dat in de brief van de Raad van
25 november 2005 duidelijk staat vermeld dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na dagtekening van die brief dient te zijn bijgeschreven op de bankrekening van de Raad dan wel per kas dient te zijn voldaan.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2006.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.