ECLI:NL:CRVB:2006:AY9831
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering WAO-uitkering en hoger beroep tegen besluit Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 17 juni 2004, waarin werd geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met zijn besluit van 18 december 2003 tot terugvordering van een bedrag van € 1.927,56 van appellant heeft gehandeld in overeenstemming met een eerdere uitspraak van de rechtbank van 23 oktober 2003. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij betoogt dat het hoger beroep tegen de uitspraak van 23 oktober 2003 niet noodzakelijk was, omdat deze uitspraak het besluit tot terugvordering had vernietigd. De rechtbank had echter geoordeeld dat appellant door geen hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak van 23 oktober 2003 een risico had genomen dat voor zijn rekening kwam.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden die in de aangevallen uitspraak zijn vermeld als vaststaand aangenomen. De Raad oordeelt dat het besluit van het Uwv van 18 december 2003 een juiste uitvoering is van de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep van appellant faalt, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 oktober 2006. De Raad concludeert dat de terugvordering van het bedrag van € 1.927,56 rechtmatig is, en dat de gronden van appellant met betrekking tot de hoogte van het terug te vorderen bedrag en de aanwezigheid van dringende redenen niet meer aan de orde kunnen komen in deze procedure, aangezien de eerdere uitspraak niet is bestreden.