ECLI:NL:CRVB:2006:AY9828
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2004, waarin de herziening van haar WAO-uitkering werd behandeld. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 oktober 2006 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door mr. I. Winia van SRK Rechtsbijstand, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WAO-uitkering te herzien van 80% of meer naar 65 tot 80% arbeidsongeschiktheid per 18 juni 2001. Tijdens de zitting op 19 juli 2006 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. A.N. Rebet.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden uit de aangevallen uitspraak overgenomen en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv de WAO-uitkering van appellante correct heeft herzien. Appellante had in haar aanvullend beroepschrift gronden aangevoerd die zowel de medische als de arbeidskundige component van de schatting betroffen. De rechtbank heeft deze gronden besproken, maar de Raad oordeelt dat de ingediende gronden niet hebben geleid tot het door appellante gewenste resultaat. Het hoger beroep faalt, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huusssen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 oktober 2006. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het Uwv zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat appellante per 18 juni 2001 in staat was om de voorgehouden functies te verrichten, wat rechtvaardigt dat haar arbeidsongeschiktheidsklasse op 65-80% is ingedeeld.