ECLI:NL:CRVB:2006:AY9827
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- A.C.W. Ris-van Huussen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en geschiktheid voor functies
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de WAO-schatting van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ter discussie staat. Appellant, vertegenwoordigd door mr. P. Burger, heeft aangevoerd dat het onderzoek naar zijn beperkingen onzorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsarts niet overeenkomen met de bevindingen van zijn behandelaars. Hij stelt dat hij op de in geding zijnde datum niet in staat was de geduide functies te vervullen.
De Centrale Raad van Beroep heeft psychiater G.T. Gerssen benoemd als deskundige om de situatie van appellant te beoordelen. In zijn rapport van 6 maart 2006 concludeert Gerssen dat appellant op de in geding zijnde datum leed aan een aanpassingsstoornis met angst en een obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis, maar dat hij desondanks in staat was de geduide functies te vervullen. De Raad volgt het oordeel van de deskundige en oordeelt dat het Uwv voldoende functies met voldoende arbeidsplaatsen heeft aangeduid, die passend en geschikt zijn voor appellant.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank Arnhem en oordeelt dat er geen termen aanwezig zijn voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 11 oktober 2006, waarbij de Raad de beslissing heeft genomen in aanwezigheid van griffier A.C.W. Ris-van Huussen. De zaak is behandeld op de zitting van 19 juli 2006, waar appellant en zijn advocaat aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het Uwv, mr. J.H. Nuyens. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het oordeel van een onafhankelijke deskundige doorgaans gevolgd wordt, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die afwijking rechtvaardigen. In dit geval zijn er geen dergelijke omstandigheden gebleken.