ECLI:NL:CRVB:2006:AY9654
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P. Mulder
- R.C. Stam
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WAZ-uitkering en de omvang van het geding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven van een betrokkene die een WAZ-uitkering heeft aangevraagd na arbeidsongeschiktheid door hersenbloedingen. Het Uwv had eerder een besluit genomen tot toekenning van de uitkering met ingang van 3 april 2002, na een arbeidsongeschiktheid die op 2 april 2001 was ingetreden. De rechtbank had het beroep van de appellanten ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank buiten de grenzen van het geding is getreden door ook op andere aspecten van de WAO te reageren, wat in strijd is met artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad bevestigt dat de medische onderbouwing van de appellanten onvoldoende is om te twijfelen aan het oordeel van het Uwv. De uitspraak van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd, maar de beslissing van het Uwv wordt bevestigd voor het overige. De Raad veroordeelt het Uwv tot vergoeding van het griffierecht dat door de appellanten is betaald. De uitspraak is gedaan op 6 oktober 2006, na een zitting op 14 juli 2006, waarbij de appellanten werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. W.C. de Jonge, en het Uwv door mr. M. K. Dekker.