ECLI:NL:CRVB:2006:AY9650
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak over de WAO-schatting en de zorgvuldigheid van het onderzoek door de verzekeringsarts
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 8 juli 2003. Dit besluit handhaafde de voortzetting van de aan appellante toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.C. de Jonge, heeft in hoger beroep aanvullende gronden ingediend. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en een antwoord op een vraag van de Raad.
De zitting vond plaats op 14 juli 2006, waar mr. De Jonge namens appellante aanwezig was en het Uwv werd vertegenwoordigd door W.L.J. Weltevrede. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij de grief van appellante over de onzorgvuldigheid van het onderzoek door de (bezwaar-)verzekeringsarts verwierp. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordelingen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de overwegingen van de rechtbank juist waren. De Raad zag geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter en R.C. Stam en A.W.M. Bijloos als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2006, in aanwezigheid van griffier J.P. Mulder.