ECLI:NL:CRVB:2006:AY9344
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om bijzondere bijstand en de gevolgen van het niet verstrekken van benodigde informatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die op 29 september 2005 het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen ongegrond verklaarde. Appellant had op 31 december 2003 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend, maar het College had deze aanvraag op 14 mei 2004 buiten behandeling gelaten. Dit gebeurde omdat appellant niet de gevraagde informatie had verstrekt, ondanks herhaalde verzoeken van het College. Het College verklaarde het bezwaar tegen dit besluit op 28 juli 2004 ongegrond, waarna appellant in beroep ging bij de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 3 oktober 2006 behandeld. Tijdens de zitting op 5 september 2006 was appellant aanwezig, maar het College was niet vertegenwoordigd. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waarbij hij verwees naar de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het College terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat appellant niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een aanvraag. De Raad benadrukte dat het College appellant voldoende gelegenheid had gegeven om de benodigde informatie te verstrekken, maar dat appellant hierin tekort was geschoten.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, met M. Pijper als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 3 oktober 2006.