ECLI:NL:CRVB:2006:AY9271
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van deskundigen in het bestuursrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had op 11 juni 2004 geoordeeld over de arbeidsongeschiktheid van I.E.M. de Rooij, die sinds 12 juli 1999 een WAO-uitkering ontving. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de herziening van de uitkering, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 35 tot 45%. De rechtbank had de conclusies van de deskundige, revalidatiearts dr. R. Dahmen, gevolgd, die had vastgesteld dat de betrokkene een chronisch pijnsyndroom had ontwikkeld en dat haar belastbaarheid moest worden bijgesteld. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de rechtbank terecht de deskundige heeft gevolgd, omdat deze zijn oordeel baseerde op een zorgvuldig onderzoek en relevante medische informatie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. Tevens wordt de appellant veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene, die zijn begroot op € 656,04, en wordt er griffierecht geheven van € 422,-.