ECLI:NL:CRVB:2006:AY9267
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- H.G. Rottier
- P.J. Stolk
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAZ-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een WAZ-uitkering toe te kennen, aan de orde is. Appellante, die sinds februari 1999 niet meer kan werken door een schildklieraandoening en rugklachten, heeft in eerste instantie een uitkering aangevraagd die door het Uwv is geweigerd op de grond dat zij minder dan 25% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken de besluiten van het Uwv vernietigd, maar het Uwv heeft de medische beoordeling niet gewijzigd.
Tijdens de zitting op 1 augustus 2006 is appellante niet verschenen, maar haar gemachtigde heeft het hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. De Raad voor de Rechtspraak heeft de medische grondslag van het bestreden besluit beoordeeld en geconcludeerd dat de bezwaarverzekeringsarts de belastbaarheid van appellante correct heeft vastgesteld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de medische beoordeling van het Uwv te betwisten, ondanks de grieven van appellante over de geschiktheid van de voorgehouden functies en de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 EVRM.
De Raad heeft vastgesteld dat de voorgehouden functies, ondanks de klachten van appellante, geschikt zijn voor haar belastbaarheid. De Raad heeft ook opgemerkt dat de overschrijding van de beslistermijnen door het Uwv niet kan leiden tot een aanspraak op een WAZ-uitkering, aangezien appellante terecht is geweigerd op basis van haar arbeidsongeschiktheid. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan op 26 september 2006.