ECLI:NL:CRVB:2006:AY9118
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep na overlijden appellant zonder opvolgende erfgenamen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van wijlen de appellant, die voorheen woonachtig was in [woonplaats]. Het hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 20 juli 2004. De appellant is op 20 november 2005 overleden, en zijn gemachtigde, mr. D.A.M. Lagarrigue, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en het onderzoek is heropend op basis van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Tijdens de procedure heeft de Raad vastgesteld dat de werkgever van de appellant geen belang meer hecht aan de voortzetting van de procedure. Dit leidde tot de conclusie dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen erfgenamen zijn die de appellant als partij in het geding hebben opgevolgd en die het geding willen voortzetten.
Op 19 september 2006 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan en het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door de voorzitter K.J.S. Spaas en de leden H.G. Rottier en C.P.M. van de Kerkhof, in tegenwoordigheid van griffier S. Sweep. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen procesbelang meer is, waardoor de voortzetting van het hoger beroep niet mogelijk is.