ECLI:NL:CRVB:2006:AY8876

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-4027 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en de rechterlijke toetsing van medische en arbeidskundige componenten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 september 2006 uitspraak gedaan. De appellant had een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) die was berekend op een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Het Uwv had echter besloten deze uitkering per 17 augustus 2003 in te trekken, omdat de appellant op dat moment minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De Raad heeft de vraag of dit besluit terecht was, bevestigend beantwoord.

De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven, met name met betrekking tot de medische onderbouwing van het bestreden besluit. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen objectieve medische gegevens heeft ingediend die twijfel doen rijzen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde functionele mogelijkheden. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een externe medische deskundige te benoemen, ondanks het verzoek van de appellant om dit te doen. De Raad concludeert dat hij voldoende informatie heeft om de gezondheidssituatie van de appellant te beoordelen.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van de appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling, zoals vermeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van N.E. Nijdam als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 september 2006.

Uitspraak

04/4027 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 5 juli 2004, kenmerk 03/1540 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 september 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.C. Breuls, advocaat te Geleen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 11 augustus 2006, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak voor een uitgebreidere weergave van de feiten en omstandigheden die in dit geding van belang zijn, volstaat de Raad met het volgende.
Evenals in beroep ligt thans in hoger beroep ter beantwoording de vraag voor of het Uwv bij besluit van 18 september 2003 (hierna: bestreden besluit), waarbij hij heeft gehandhaafd zijn besluit van 18 juni 2003, terecht en op goede gronden de aan appellant toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die voordien werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%, met ingang van 17 augustus 2003 heeft ingetrokken op de grond dat appellant ten tijde van belang minder dan 15% arbeidsongeschikt is te achten.
De Raad beantwoordt die vraag net als de rechtbank bij de aangevallen uitspraak bevestigend.
De door de rechtbank gehanteerde overwegingen ter zake van de medische onderbouwing van het bestreden besluit kan de Raad onderschrijven en maakt hij tot de zijne. Verder onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit ook wat betreft de arbeidskundige component de aan te leggen rechterlijke toetsing kan doorstaan.
In hoger beroep is de Raad namens appellant verzocht om een externe medische deskundige te benoemen. Daarbij is aangegeven dat appellant naast zijn reeds eerder bekende gezondheidsproblemen sinds april 2004 te kampen heeft met hartklachten. Verder is nog een rapport overgelegd van klinisch psycholoog/psychotherapeut M. Lagerwey, gedateerd
29 september 2005, alsmede een op haar verzoek opgesteld arbeidsreïntegratieadvies van 18 juli 2005.
Dienaangaande overweegt de Raad dat aangezien M. Lagerwey voornoemd bij brief van 20 januari 2006 uitdrukkelijk heeft verklaard dat zij geen uitspraak kan doen over de gezondheidssituatie van appellant in 2003 en appellant pas vanaf april 2004 bekend is met hartklachten, appellant in hoger beroep evenmin als in beroep objectieve medische gegevens heeft ingebracht die alsnog twijfel doen rijzen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde functionele mogelijkheden van appellant op de datum in geding. Derhalve acht de Raad zich voldoende voorgelicht over de gezondheidssituatie van appellant en is er geen aanleiding om een externe medische deskundige te benoemen.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt derhalve bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht een proceskostenveroordeling uit te spreken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.E. Nijdam als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 september 2006.
(get.) J. Brand.
(get.) N.E. Nijdam.