ECLI:NL:CRVB:2006:AY8872

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-1854 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de ongewijzigde vaststelling van de WAO-uitkering na hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 september 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had op 15 maart 2004 het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 20 december 2002 werd bevestigd. Dit besluit hield in dat de WAO-uitkering van de appellant, die was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%, ongewijzigd bleef. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.C. Breuls, stelde in hoger beroep dat hij door evenwichtsstoornissen en klachten in de armen en benen niet in staat was om zelfs lichte werkzaamheden te verrichten. Hij betoogde dat het Uwv zijn klachten onvoldoende zorgvuldig had onderzocht en dat een onafhankelijk deskundige diende te worden ingeschakeld.

Tijdens de zitting op 11 augustus 2006 zijn partijen niet verschenen. De Raad overwoog dat de argumenten van de appellant in hoger beroep een herhaling waren van hetgeen eerder in beroep was aangevoerd. De Raad concludeerde dat de rechtbank de grieven van de appellant afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet konden slagen. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van N.E. Nijdam als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 22 september 2006.

Uitspraak

04/1854 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 15 maart 2004, reg.nr. 2003/100 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv),
Datum uitspraak: 22 september 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.C. Breuls, advocaat te Geleen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 11 augustus 2006, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Het inleidend beroep richt zich tegen het besluit van het Uwv van 20 december 2002, waarbij het Uwv - beslissend op bezwaar - de WAO-uitkering van appellant, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%, ongewijzigd heeft vastgesteld.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt een herhaling van hetgeen door hem reeds in beroep is aangevoerd.
Wederom heeft appellant gesteld dat hij in verband met ”evenwichtsstoornissen en klachten in de armen en benen” niet in staat is zelfs lichte werkzaamheden te verrichten, dat het Uwv zijn klachten onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht en dat een onderzoek door een onafhankelijk deskundige is aangewezen.
Nieuwe relevante gezichtspunten heeft appellant niet naar voren gebracht.
Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de in - hoger beroep herhaalde - grieven van appellant afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die grieven niet kunnen slagen.
Het hoger beroep treft derhalve geen doel. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.E. Nijdam als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 september 2006.
(get.) J. Brand.
(get.) N.E. Nijdam.