ECLI:NL:CRVB:2006:AY8829
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld na ziekmelding vanuit WW-situatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht, die op 19 mei 2004 een eerder besluit van het Uwv om ziekengeld te weigeren, heeft bevestigd. Appellante had zich op 20 februari 2002 ziek gemeld terwijl zij een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontving. Het Uwv had eerder, op 20 december 2001, haar een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) geweigerd, omdat zij geschikt werd geacht voor gangbare arbeid. De functies die aan haar werden voorgehouden, waren printplatenmonteur, naaister/stikster meubelbekleding en samensteller van elektrotechnische producten.
Na haar ziekmelding heeft appellante verschillende medische onderzoeken ondergaan. Op 1 juli 2002 werd zij door een verzekeringsarts hersteld verklaard, wat leidde tot de beslissing van het Uwv om geen ziekengeld meer toe te kennen. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar medische situatie en de informatie van haar behandelend artsen. In de bezwaarfase werd haar bezwaar tegen de weigering van ziekengeld ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 20 september 2006 geoordeeld dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. De Raad oordeelde dat de verzekerde recht heeft op ziekengeld bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, maar dat in dit geval appellante geschikt werd geacht voor de functies die eerder aan haar waren voorgehouden. De Raad concludeerde dat er geen redenen waren om het besluit van het Uwv te vernietigen, ondanks de argumenten van appellante over de bekendheid van het Uwv met haar behandelend artsen en de medische onderzoeken.