ECLI:NL:CRVB:2006:AY8820
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- R.H.M. Roelofs
- J.N.A. Bootsma
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-pensioen wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die sinds februari 1997 een AOW-pensioen ontving naar de norm voor een alleenstaande. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft echter een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van dit pensioen, nadat bleek dat er een andere persoon, aangeduid als [betrokkene], op hetzelfde adres woonde. Op basis van de bevindingen van dit onderzoek heeft de Svb in een besluit van 8 december 2004 het recht op AOW-pensioen van de appellant herzien, met ingang van 1 september 2004, naar de norm voor iemand die een gezamenlijke huishouding voert. Dit besluit werd door de Svb bevestigd in een later bezwaarbesluit van 14 maart 2005, waarop de appellant in beroep ging bij de rechtbank Breda. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 19 september 2006 behandeld. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven, waarin werd gesteld dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding in de zin van de AOW. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op het aanvraagformulier voor het AOW-pensioen had ontkend dat hij zijn huisvesting met iemand deelde, terwijl uit de gedingstukken bleek dat [betrokkene] al bij hem woonde. De Raad oordeelde dat de Svb terecht het pensioen had herzien en dat er geen dringende redenen waren om van herziening af te zien, zoals bedoeld in artikel 17a van de AOW.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met Th.C. van Sloten als voorzitter en R.H.M. Roelofs en J.N.A. Bootsma als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.