ECLI:NL:CRVB:2006:AY8800
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de noodzaak van externe medische deskundigheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 juli 2004, waarin de rechtbank de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WAO-uitkering van appellant te herzien, heeft bevestigd. De herziening vond plaats op basis van een besluit van het Uwv van 14 juli 2003, waarbij de eerder toegekende uitkering, die was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 80-100%, werd verlaagd naar 25-35% met ingang van 6 april 2003. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.A.M.M. Dingemans, heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv ten onrechte geen externe medische deskundige heeft benoemd om de gezondheidssituatie van appellant te beoordelen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 11 augustus 2006 behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft de feiten en omstandigheden die in deze zaak van belang zijn, kort samengevat en verwezen naar de aangevallen uitspraak voor een uitgebreidere weergave. De Raad heeft de vraag beantwoord of het Uwv terecht de WAO-uitkering van appellant heeft herzien. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en is van mening dat er geen aanleiding is om een externe medische deskundige te benoemen.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Tevens heeft de Raad geen termen aanwezig geacht om een proceskostenveroordeling uit te spreken. De uitspraak is gedaan door J. Brand en is openbaar uitgesproken op 22 september 2006, in aanwezigheid van griffier N.E. Nijdam.