ECLI:NL:CRVB:2006:AY8759
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J.W. Schuttel
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake WAZ-uitkering en terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv werd afgewezen. Het Uwv had in 2005 besloten dat de WAZ-uitkering van appellant, die was vastgesteld op 80-100% arbeidsongeschiktheid, van 1 januari 2003 tot en met 2 juni 2003 moest worden aangepast naar een percentage van 25 tot 35, vanwege inkomsten uit arbeid. Tevens vorderde het Uwv een bedrag van € 3.313,60 terug, dat onverschuldigd aan appellant was betaald.
Appellant stelde in hoger beroep dat zijn WAZ-uitkering per 3 juni 2003 was beëindigd en dat de inkomsten die hij in 2003 had verdiend voornamelijk na deze datum waren gegenereerd. Hij betwistte de berekeningsmethode van het Uwv, die volgens hem ten onrechte ook de na 2 juni 2003 verdiende inkomsten betrok bij de vaststelling van zijn uitkering tot en met die datum. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het standpunt van appellant onjuist was. De Raad bevestigde dat de inkomsten van een zelfstandige gelijkmatig over het jaar moeten worden toegerekend aan de verschillende tijdvakken.
De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om af te zien van de terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 8 september 2006.