ECLI:NL:CRVB:2006:AY8752
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- A. van Netten
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld en geschiktheid voor WAO-schatting
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, die een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontving. Appellante, voorheen werkzaam als agrarisch medewerkster, had per 13 april 2001 een WAO-uitkering toegekend gekregen naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%. Na een medisch heronderzoek op 3 oktober 2001 werden opnieuw beperkingen vastgesteld, maar na functieselectie werd de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op minder dan 15%, wat leidde tot intrekking van de WAO-uitkering begin 2002. Appellante ontving vervolgens een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW), die eindigde op 13 juli 2002 vanwege arbeidsongeschiktheid bij zwangerschap.
Na het einde van de bevallingsuitkering op 20 september 2002 meldde appellante zich ziek met klachten van moeheid en pijn in het lichaam. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende haar op 11 december 2002 een Ziektewet (ZW) uitkering toe. Echter, na een onderzoek door verzekeringsarts H. Nouri op 8 mei 2003, werd vastgesteld dat appellante niet arbeidsongeschikt was voor de functies die eerder in het kader van de WAO-beoordeling waren geduid. Het Uwv weigerde daarop verdere uitkering van ziekengeld per 8 mei 2003.
Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit berustte op een zorgvuldig medisch onderzoek en dat de beschikbare medische gegevens geen aanleiding gaven om de beperkingen van appellante op 8 mei 2003 als toegenomen te beschouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante in staat was de geduide functies te vervullen. De uitspraak werd gedaan door M.S.E. Wulffraat-van Dijk, met A. van Netten als griffier, op 20 september 2006.