ECLI:NL:CRVB:2006:AY8748
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van machtiging voor plastisch-chirurgische behandeling in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die op 8 februari 2005 het beroep van appellante tegen een besluit van VGZ Zorgverzekeraar N.V. gegrond verklaarde. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een plastisch-chirurgische behandeling, specifiek een borstreductie en een buikwandcorrectie, die door de plastisch chirurg H.W.H.J. van Tits op 21 augustus 2003 was aangevraagd. VGZ had de aanvraag op 9 oktober 2003 afgewezen, met als argument dat er geen sprake was van afwijkingen in het uiterlijk die gepaard gaan met aantoonbare functiestoornissen of van verminkingen als gevolg van ziekte, ongeval of geneeskundige verrichting, zoals vereist door de Regeling medisch-specialistische hulp Ziekenfondswet.
De rechtbank vernietigde het besluit van VGZ, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat VGZ op 26 juli 2005 alsnog een machtiging voor de borstcorrectie had afgegeven, en dat er inmiddels wel sprake was van een medische indicatie. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat VGZ de aanvraag terecht had afgewezen, omdat niet voldaan werd aan de criteria van de Regeling. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevochten, en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door H.J. de Mooij, met B.M. Biever-van Leeuwen als griffier, op 20 september 2006. De Raad benadrukte dat de medische stukken niet aantonen dat het buikwandsurplus van appellante leidt tot functiestoornissen of dat er sprake is van een verminking, zoals vereist door de wet.