ECLI:NL:CRVB:2006:AY8542
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een Wajong-gerechtigde met een lichte verstandelijke handicap
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante, die sinds haar 18e in het genot is van een Wajong-uitkering, betwist de schatting van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had geoordeeld dat appellante in staat was de haar geduide functies te vervullen, maar appellante stelt dat haar verstandelijke beperking en ontwikkelingsachterstand haar belemmeren om in het vrije bedrijf te functioneren. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 19 september 2006 behandeld. Tijdens de zitting is appellante bijgestaan door haar advocaat, mr. M.J.G. Voets, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.M.J.E. Budel.
De Raad overweegt dat de verstandelijke vermogens van appellante op het niveau van een lichte verstandelijke handicap liggen, met een IQ van 56. De Raad is van mening dat de rechtbank niet voldoende rekening heeft gehouden met de noodzaak van permanente begeleiding voor appellante. De Raad wijst erop dat de aanwezigheid van een leidinggevende niet gelijkstaat aan de benodigde gespecialiseerde begeleiding. De Raad concludeert dat de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid op een onjuiste grondslag is gebaseerd, en vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het Uwv wordt opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak, waarbij ook de proceskosten van appellante worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de mogelijkheden van mensen met een verstandelijke beperking in het kader van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak van passende begeleiding in de werksetting.