ECLI:NL:CRVB:2006:AY8158
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Appellante had een WAO-uitkering ontvangen, maar na een herbeoordeling door het Uwv werd haar arbeidsongeschiktheid per 30 oktober 2001 herzien naar minder dan 15%, wat leidde tot intrekking van haar uitkering. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en is uiteindelijk in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 september 2006 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat het Uwv de medische beperkingen van appellante op een juiste wijze heeft vastgesteld. De Raad benadrukt dat de diagnose op zich minder relevant is; het gaat erom wat de mogelijkheden van appellante zijn. De Raad concludeert dat de geduide functies, ondanks de beperkingen van appellante, door haar kunnen worden vervuld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met K.J.S. Spaas als voorzitter en H.G. Rottier en C.P.M. van de Kerkhof als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier T.S.G. Staal. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de verschillende diagnoses en de geschiktheid van de geduide functies, zorgvuldig gewogen, maar komt tot de conclusie dat het Uwv voldoende bewijs heeft geleverd dat appellante in staat is om de functies uit te oefenen, ondanks haar beperkingen.