ECLI:NL:CRVB:2006:AY8043

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-4424 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 augustus 2004, waarin het bezwaar van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond is verklaard. Het bestreden besluit, dat dateert van 28 oktober 2002, betreft de herziening van de WAO-uitkering van appellant, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 15 tot 25% met ingang van 30 december 2001. De rechtbank heeft in haar uitspraak de medische en arbeidsdeskundige aspecten van het bestreden besluit beoordeeld en heeft daarbij doorslaggevende betekenis toegekend aan het rapport van psychiater M. Kazemier, dat op verzoek van de rechtbank is opgesteld. Dit rapport, evenals de schriftelijke reactie van de behandelend psychiater G.T. Calor, zijn door de rechtbank in haar overwegingen betrokken.

Tijdens de zitting op 1 augustus 2006 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. J. Singh, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door A.W.G. Determan. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep, waaronder een brief van psychiater Calor van 13 juli 2006, overwogen, maar heeft geconcludeerd dat deze geen nieuwe gegevens bevatten die de eerdere oordelen van de deskundigen in twijfel trekken. De Raad heeft het oordeel van psychiater Kazemier, die door de rechtbank is ingeschakeld, als beslissend beschouwd.

De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat er geen aanleiding was om te oordelen dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden. De Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met K.J.S. Spaas als voorzitter en H.G. Rottier en P.J. Stolk als leden, en is openbaar uitgesproken op 12 september 2006.

Uitspraak

04/4424 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 augustus 2004, 02/4743 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 september 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. Singh, advocaat te Hoofddorp, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2006.
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Singh. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.W.G. Determan.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 28 oktober 2002, verder: het bestreden besluit, is ongegrond verklaard het bezwaar van appellant tegen een besluit van 16 november 2001, waarbij is besloten appellants uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheids- verzekering (WAO) te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% met ingang van 30 december 2001.
De rechtbank heeft zich blijkens de aangevallen uitspraak met het bestreden besluit kunnen verenigen. Wat betreft het medisch aspect daarvan heeft de rechtbank doorslaggevende betekenis toegekend aan het rapport van 15 september 2003 dat de psychiater M. Kazemier op verzoek van de rechtbank heeft uitgebracht over de gezondheidstoestand van appellant en aan de schriftelijke reactie van die deskundige van 15 december 2003 op de schriftelijke opmerkingen die de behandelend psychiater G.T. Calor naar aanleiding van dat rapport heeft gemaakt.
Ook wat betreft het arbeidsdeskundige aspect van het bestreden besluit heeft de rechtbank geen aanleiding gevonden het besluit onjuist te achten.
In hetgeen namens appellant in hoger beroep is aangevoerd heeft de Raad geen aanleiding gevonden om het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit onjuist te achten.
Het in hoger beroep door appellant overgelegde rapport van de zenuwarts G.W. de Graaff van 27 september 2004 kan daaraan niet afdoen, reeds niet omdat uit dit rapport geen nieuwe medische gegevens blijken en niet wordt toegelicht en gemotiveerd waarom De Graaff in afwijking van de door de rechtbank ingeschakelde deskundige Kazemier appellant wel en zelfs volledig arbeidsongeschikt in de zin van de WAO acht.
Ook de door appellant in hoger beroep overgelegde brief van 13 juli 2006 van de psychiater Calor bevat inhoudelijk geen nieuwe gegevens. Op het standpunt van die psychiater met betrekking tot de (on)mogelijkheid voor appellant om arbeid te verrichten is reeds tijdens de procedure bij de rechtbank door de deskundige Kazemier afdoende gereageerd.
Voor zover het hier gaat om een medische inschatting van de mogelijkheden van appellant kent ook de Raad aan het oordeel daarover van de niet op verzoek van een partij maar door de rechtbank zelf ingeschakelde psychiater Kazemier beslissende betekenis toe.
Ook in arbeidskundig opzicht heeft de Raad geen gronden gevonden om het bestreden besluit onjuist te achten. Daarbij heeft de Raad mede in aanmerking genomen hetgeen blijkt uit het rapport van de arbeidsdeskundige F. Swart van
25 november 2004, waarvan de juistheid van de zijde van appellant niet is weersproken.
Nu ook overigens in het licht van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden, komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J.S. Spaas als voorzitter en H.G. Rottier en P.J. Stolk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.H. Broier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 september 2006.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) P.H. Broier.