ECLI:NL:CRVB:2006:AY8042

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-4565 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, die op 8 juli 2004 een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in stand heeft gelaten. Dit besluit betrof de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die door het Uwv met ingang van 17 februari 2003 voor minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had zich kunnen verenigen met de door de bezwaarverzekeringsarts G.J. Dreijer vastgestelde belastbaarheid van appellant, die volgens de rechtbank op zorgvuldige wijze tot stand was gekomen.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 september 2006 uitspraak gedaan in deze zaak. Appellant was niet verschenen op de zitting, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door mr. T.M. Snippe. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de belastbaarheid en de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies onderschreven. De Raad oordeelde dat de rapporten van de plastisch chirurg Spauwen en de psychiater van den Bosch niet aantonen dat de belastbaarheid van appellant door het Uwv is overschat.

De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om het bestreden besluit te herzien en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van griffier P.H. Broier en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

04/4565 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 8 juli 2004, 03/140 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 september 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft J.R. Beukema, werkzaam bij de Juricon Adviesgroep B.V. te Assen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. Chr. D. de Vos, advocaat te Emmen, heeft zich bij brief van 26 mei 2005 als opvolgend gemachtigde gesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2006.
Appellant is, zoals tevoren was bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.M. Snippe.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 31 december 2002, verder: het bestreden besluit, heeft het Uwv naar aanleiding van een gemaakt bezwaar van appellant een eerder besluit van 20 februari 2002 herroepen en tevens besloten de uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van appellant met ingang van 17 februari 2003 in te trekken, aangezien het Uwv appellant met ingang van die datum voor minder dan 15% arbeidsongeschikt in de zin van die wet acht.
De rechtbank heeft het bestreden besluit in stand gelaten. Wat betreft het medisch aspect daarvan heeft de rechtbank zich kunnen verenigen met de door de bezwaarverzekeringsarts G.J. Dreijer aangescherpte belastbaarheid, die naar het oordeel van de rechtbank ook op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
Wat betreft het arbeidskundig aspect is de rechtbank van oordeel dat appellant de geselecteerde functies kan vervullen en dat bij de selectie voldoende rekening is gehouden met de beperkte handbelasting van appellant, die door een bedrijfsongeval de wijsvinger van de rechter hand mist, en het medicijngebruik. Het beroep op gebrek aan taalvaardigheid is door de rechtbank verworpen waarbij de rechtbank ook op jurisprudentie van de Raad heeft gewezen.
In hoger beroep heeft appellant zijn stellingen met betrekking tot de functies bij de rechtbank herhaald en voorts een rapport van de plastisch chirurg prof. dr. P.H.M. Spauwen van 10 december 2004 en een rapport van 9 december 2004 van de psychiater prof dr. R.J. van den Bosch overgelegd.
De Raad oordeelt als volgt.
In hetgeen namens appellant in hoger beroep is aangevoerd heeft de Raad geen aanleiding gevonden om anders over het bestreden besluit te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan.
De overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de vastgestelde belastbaarheid en appellants geschiktheid voor de geselecteerde functies kan de Raad onderschrijven.
De inhoud van de in hoger beroep overgelegde rapporten van de plastisch chirurg Spauwen en de psychiater van den Bosch wijst er naar het oordeel van de Raad niet op dat appellants belastbaarheid door het Uwv is overschat.
Nu ook overigens in het licht van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden, komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J.S. Spaas als voorzitter en H.G. Rottier en P.J. Stolk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.H. Broier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 september 2006.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) P.H. Broier.