ECLI:NL:CRVB:2006:AY7599
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAZ-uitkering wegens geen verlies aan verdiencapaciteit
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de weigering van een WAZ-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellant, die als zelfstandige werkzaam was in de drogisterij- en schildersbenodigdheden, meldde zich in oktober 2000 arbeidsongeschikt. De verzekeringsarts E.H.J. van Dijk concludeerde dat appellant, ondanks zijn gezondheidsproblemen, geen verlies aan verdiencapaciteit had. Dit oordeel werd ondersteund door een arbeidsdeskundige, M. Buijssen, die op basis van de beschikbare gegevens en een belastbaarheidspatroon vaststelde dat appellant in staat was om bepaalde functies te vervullen, wat leidde tot de weigering van de WAZ-uitkering.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv de medische beperkingen van appellant niet had onderschat en dat de arbeidskundige grondslag van het besluit juist was. Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij volledig arbeidsongeschikt diende te worden verklaard, maar de Raad voor de Rechtspraak bevestigde de eerdere uitspraak. De Raad concludeerde dat de beschikbare medische gegevens geen aanleiding gaven om aan te nemen dat er zwaardere beperkingen waren dan door de verzekeringsarts waren vastgesteld. De Raad bevestigde daarmee de beslissing van de rechtbank en het Uwv, en zag geen reden voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij K.J.S. Spaas als voorzitter fungeerde. De uitspraak vond plaats op 29 augustus 2006, en werd in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier T.S.G. Staal.