ECLI:NL:CRVB:2006:AY6844

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/5930 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van WAO-uitkering en gebreken in de voorbereiding van het besluit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 23 oktober 2003, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 9 april 2003 zijn besluit van 12 november 2002 gehandhaafd, waarbij de WAO-uitkering van appellant werd verlaagd omdat zijn arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot 25-35%. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.C.M. Smit.

Tijdens de zitting op 30 juni 2006 is appellant niet verschenen, maar het Uwv was vertegenwoordigd door verschillende medewerkers. Het Uwv heeft in een brief van 28 juni 2006 aan de Raad laten weten dat het besluit van 9 april 2003 wegens gebreken in de voorbereiding niet langer wordt gehandhaafd en dat er een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellant in het vooruitzicht wordt gesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep gegrond verklaard. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant. Tevens heeft de Raad het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,-, en het Uwv moet het betaalde griffierecht van € 118,- vergoeden. De Raad heeft geen uitspraak gedaan over de schadevergoeding, omdat het nog niet vaststaat hoe het nieuwe besluit van het Uwv zal luiden.

Uitspraak

03/5930 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 23 oktober 2003, nummer 03/564 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 11 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.C.M. Smit, advocaat te Weert, hoger beroep ingesteld en op 20 juni 2006 enkele stukken in het geding gebracht.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en vijf maal nadere stukken in het geding gebracht en vragen van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2006. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. E.M. Cohen, arbeidskundig beleidsmedewerker, E.J.S. van Daatselaar, beleidsmedewerker jurist, H.A.M. Hulshof, senior bezwaararbeidsdeskundige, W.C. Otto, bezwaarverzekeringsarts, en D. Vermeulen, arbeidskundig analist.
II. OVERWEGINGEN
Het inleidende beroep richt zich tegen het besluit van het Uwv van 9 april 2003 (het bestreden besluit) waarbij hij heeft gehandhaafd zijn besluit van 12 november 2002 tot de verlaging van de aan appellant toegekende arbeidsongeschiktheids- uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 29 december 2002, omdat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid tot 25-35% is afgenomen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Met zijn brief van 28 juni 2006 heeft het Uwv de Raad bericht zijn besluit van 9 april 2003 wegens gebreken in de voorbereiding niet langer te handhaven en een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellant in het vooruitzicht gesteld.
Onder deze omstandigheden ziet de Raad aanleiding de aangevallen uitspraak te vernietigen, het inleidend beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen met de opdracht aan het Uwv een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant.
Appellant heeft de Raad verzocht het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de schade aan de kant van appellant.
Aangezien het Uwv een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen en nog niet vaststaat hoe dit nieuwe besluit zal gaan luiden, ligt het niet op de weg van de Raad om zich reeds thans over mogelijke schade uit te spreken. Het Uwv zal bij het nemen van het nieuwe besluit tevens aandacht moeten besteden aan de vraag in hoeverre er redenen zijn om schade te vergoeden.
Het Uwv zal worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van appellant wegens de hem verleende rechtsbijstand begroot op € 644,- voor het geding in eerste aanleg, en € 322,- voor het geding in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een nader besluit zal nemen met inachtneming van deze uitspraak;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant tot een bedrag groot € 966,- te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 118,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en J.W. Schuttel en R.C. Stam als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T.R.H. van Roekel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2006.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) T.R.H. van Roekel.