ECLI:NL:CRVB:2006:AY6578
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Besluit inzake recht op WAZ-uitkering en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 1 juli 2004. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van 3 juli 2003 vernietigd, waarbij appellant was opgedragen een nieuw besluit te nemen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende medische grondslag was voor de indeling van betrokkene in een arbeidsongeschiktheidsklasse van 45-55%. Appellant heeft in hoger beroep zijn oorspronkelijke standpunt niet langer gehandhaafd, wat leidde tot de conclusie dat de rechtbank de eerdere uitspraak terecht had vernietigd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak, maar op andere gronden. De Raad oordeelde dat appellant bij het nemen van een nieuw besluit ook de schadevergoeding aan betrokkene moet beoordelen, aangezien betrokkene had verzocht om schadevergoeding ten gevolge van het eerdere besluit. De Raad benadrukte dat het thans niet op zijn weg ligt om zich over de mogelijke schade uit te spreken, omdat appellant nog een nader besluit moet nemen over de aanspraken van betrokkene onder de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter en J.W. Schuttel en R.C. Stam als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2006, met J.P. Mulder als griffier. De Raad heeft appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 683,90, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.