ECLI:NL:CRVB:2006:AY6350
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Nabetaling en schadevergoeding in het kader van WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, wonende in België, tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 30 januari 2004 het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant had in 2000 een schadevergoeding aangevraagd van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in verband met een nabetaling van zijn WAO-uitkering. Het Uwv had appellant een schadevergoeding van € 817,82 toegekend voor wettelijke rente over de nabetaling van de WAO-uitkering vanaf juli 1998. Daarnaast had appellant verzocht om vergoeding van belastingschade en kosten van kredietovereenkomsten die hij had moeten aangaan in afwachting van de hogere WAO-uitkering. Het Uwv kende appellant een aanvullende schadevergoeding van € 163,81 toe voor belastingschade, maar weigerde de overige verzoeken. De rechtbank oordeelde dat de schade als gevolg van gederfde rente en extra kosten van geldleningen was opgelost in de vergoeding van wettelijke rente over de vertraagd betaalde uitkering.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet kon slagen. De Raad benadrukte dat de grootte van de daadwerkelijk geleden schade niet relevant is, en dat de wettelijke rente als compensatie voor de vertraging in de betaling voldoende was. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak waarin werd vastgesteld dat de schadevergoeding wegens vertraging in de voldoening van een geldsom bestaat uit de wettelijke rente over de tijd dat de schuldenaar in verzuim is geweest. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.M. van der Kade als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 11 augustus 2006.