ECLI:NL:CRVB:2006:AY6121

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-5136 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van verzet wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2006 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 23 november 2005. Appellant had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep, omdat hij het griffierecht niet tijdig had voldaan. De Raad heeft vastgesteld dat het verzetschrift niet binnen de gestelde termijn was ingediend. Appellant stelde dat hij de uitspraak van 23 november 2005 pas op 9 januari 2006 had ontvangen en dat hij door ziekte en ziekenhuisopnames niet eerder kon reageren. De Raad oordeelde echter dat appellant in verzuim was, omdat in de eerdere uitspraak duidelijk was vermeld binnen welke termijn een verzetschrift kon worden ingediend. De Raad heeft geoordeeld dat er geen redenen waren om aan te nemen dat appellant redelijkerwijs niet in verzuim was geweest. Daarom werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M.A. Hoogeveen als voorzitter, met H. Bolt en H.G. Rottier als leden, en in aanwezigheid van griffier B. van Zoelen-Altunc.

Uitspraak

05/5136 WW
Centrale Raad van Beroep
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 juli 2005, 04/3785 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 9 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van
23 november 2005 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 23 november 2005 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 28 juni 2006, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 23 november 2005 berust hierop dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan.
Tegen die uitspraak heeft opposant met een faxbericht, dat op 9 februari 2006 ter griffie is ontvangen, verzet gedaan.
In de op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing zijnde artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet, is bepaald dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de uitspraak door middel van toezending aan de belanghebbende is bekendgemaakt.
Een verzetschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een verzetschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Op grond van de hiervoor vermelde gegevens moet worden geoordeeld dat het verzetschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de verzetstermijn ingediend verzetschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Opposant heeft aangegeven dat hij de uitspraak van 23 november 2005 heeft ontvangen op 9 januari 2006, dat hij wegens ziekte en ziekenhuisopnames in verband met een spoedoperatie aan been en knie niet eerder kon reageren en dat hij er vanuit ging dat na ontvangst van de uitspraak de verzetstermijn inging. De Raad acht daarin geen redenen gelegen op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposant in verzuim is geweest. Daartoe neemt de Raad in aanmerking dat in genoemde uitspraak duidelijk is vermeld binnen welke termijn, na verzending van dat afschrift, een verzetschrift kan worden ingediend.
Gelet op het voorgaande dient het verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A. Hoogeveen als voorzitter en H. Bolt en H.G. Rottier als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van B. van Zoelen-Altunc als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2006.
(get.) M.A. Hoogeveen.
(get.) B. van Zoelen-Altunc.