ECLI:NL:CRVB:2006:AY6090

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-7077 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van ziekengeld en de rechtsgevolgen van bestuursbesluiten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, die op 19 oktober 2005 het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Het Uwv had bij besluit van 12 juli 2004 de (verdere) uitkering van ziekengeld aan appellant geweigerd. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de brief van 16 september 2004 geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevatte. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de brief van 16 september 2004 ten onrechte als een herhaald besluit was aangemerkt. Hij voegde hieraan toe dat hij er terecht van mocht uitgaan dat deze beslissing ook betrekking had op een latere ziekmelding in augustus 2004. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld en dat de brief van 16 september 2004 geen betrekking kon hebben op de ziekmelding per 2 augustus 2004, omdat appellant pas na deze datum door een verzekeringsarts was gezien.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de grieven van appellant niet slagen. Tevens werd er geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van P. van der Wal als griffier, op 9 augustus 2006.

Uitspraak

05/7077 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 19 oktober 2005, 05/311 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.M. Diesfeldt, advocaat te Alkmaar, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2006. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Diesfeldt. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Nicolai.
II. OVERWEGINGEN
Het Uwv heeft bij besluit van 12 juli 2004 appellant met ingang van diezelfde dag (verdere) uitkering van ziekengeld geweigerd. Bij brief van 16 september 2004 heeft het Uwv overwogen dat appellant met ingang van 12 juli 2004 geen recht meer heeft op ziekengeld, dat hij vanaf 12 juli 2004 teveel ziekengeld heeft ontvangen en dat het teveel betaalde ziekengeld met een aparte beschikking zal worden teruggevorderd.
Het (op 28 oktober 2004 door het Uwv ontvangen) bezwaar van appellant tegen de weigering van ziekengeld met ingang van 12 juli 2004 heeft het Uwv bij besluit van 11 januari 2005 (het bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard. Het Uwv heeft daarbij overwogen dat voorzover het bezwaar is gericht tegen de brief van 16 september 2004, dat bezwaar niet-ontvankelijk is omdat de brief van 16 september 2004 geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat. De herhaling dat met ingang van 12 juli 2004 geen recht bestaat op ziekengeld is namelijk niet gericht op rechtsgevolg. Het Uwv heeft tevens overwogen dat voorzover het bezwaar gericht is tegen het besluit van 12 juli 2004, dit bezwaar niet-ontvankelijk is omdat het niet binnen de daarvoor geldende bezwaartermijn is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zijn in beroep ingenomen standpunt herhaald dat het besluit van 16 september 2004 ten onrechte als een herhaald besluit is aangemerkt en daaraan toegevoegd dat hij er terecht van mocht uitgaan dat de beslissing van 16 september 2004 tevens betrekking had op een latere ziekmelding in augustus 2004.
De Raad overweegt als volgt.
De Raad kan zich volledig vinden in de overwegingen van de rechtbank en verenigt zich daarmee. Naar aanleiding van de eerst in hoger beroep naar voren gebrachte grief dat de brief van 16 september 2004 tevens betrekking had op een latere ziekmelding in augustus 2004 overweegt de Raad het volgende.
Appellant heeft zich op 2 augustus 2004 ziek gemeld. In verband met deze ziekmelding is hij op 28 september 2004 op het spreekuur gezien door een verzekeringsarts. Deze verzekeringsarts was van mening dat sprake was van een oneigenlijke ziekmelding, waarbij appellant feitelijk protesteert tegen het niet krijgen van geld en handhaafde de herstelverklaring per
12 juli 2004. Bij besluit van 28 september 2004 heeft het Uwv dienovereenkomstig appellant terzake van zijn ziekmelding per 2 augustus 2004 geweigerd ziekengeld toe te kennen.
Gelet op de in de voorgaande alinea weergegeven feiten kan de brief van 16 september 2004 geen betrekking hebben op de ziekmelding per 2 augustus 2004, nu appellant na 16 september 2004 pas is gezien door een verzekeringsarts en na dit spreekuurcontact een besluit is verzonden, waartegen appellant geen bezwaar heeft gemaakt. De grieven van appellant slagen niet.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P. van der Wal als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2006.
(get.) M.C. Bruning.
(get.) P. van der Wal.