ECLI:NL:CRVB:2006:AY6090
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld en de rechtsgevolgen van bestuursbesluiten
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, die op 19 oktober 2005 het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Het Uwv had bij besluit van 12 juli 2004 de (verdere) uitkering van ziekengeld aan appellant geweigerd. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de brief van 16 september 2004 geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevatte. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de brief van 16 september 2004 ten onrechte als een herhaald besluit was aangemerkt. Hij voegde hieraan toe dat hij er terecht van mocht uitgaan dat deze beslissing ook betrekking had op een latere ziekmelding in augustus 2004. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld en dat de brief van 16 september 2004 geen betrekking kon hebben op de ziekmelding per 2 augustus 2004, omdat appellant pas na deze datum door een verzekeringsarts was gezien.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de grieven van appellant niet slagen. Tevens werd er geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van P. van der Wal als griffier, op 9 augustus 2006.