ECLI:NL:CRVB:2006:AY6078
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente aan appellante in hoger beroep tegen het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2005. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar WAO-uitkering had verlaagd. Het Uwv had eerder een besluit genomen waarbij het bezwaar van appellante tegen de verlaging van haar uitkering ongegrond was verklaard. Na een aantal juridische stappen, waaronder het intrekken van het eerdere besluit door het Uwv, heeft appellante aanspraak gemaakt op schadevergoeding vanwege de geleden schade door beoordelingsfouten van het Uwv.
De rechtbank had het verzoek om schadevergoeding afgewezen omdat appellante haar verzoek niet had onderbouwd. In hoger beroep heeft appellante echter gesteld dat de rechtbank haar de wettelijke rente over de niet tijdig betaalde uitkering had moeten toekennen. Het Uwv heeft in het verweerschrift aangegeven geen verweer te willen voeren en heeft zich bereid verklaard de wettelijke rente over de nabetaalde WAO-uitkering te vergoeden, na verrekening met eventueel ontvangen vervangende uitkering.
De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv nalatig is geweest in het betalen van de uitkering vanaf 19 augustus 2002 en heeft de wettelijke rente vastgesteld vanaf 1 september 2002. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante in hoger beroep, begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd voor zover het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, en het Uwv is veroordeeld tot vergoeding van schade en het betalen van het griffierecht aan appellante.