ECLI:NL:CRVB:2006:AY6067
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herhaalde aanvraag om Ziektewetuitkering zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die als electromonteur werkzaam was en zich op 13 oktober 2000 ziek meldde vanwege een schotwond in zijn rug. Na beëindiging van zijn dienstverband op 14 oktober 2000 ontving hij een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW) van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv weigerde echter verdere uitkering van ziekengeld per 10 mei 2001, omdat appellant niet meer ongeschikt werd geacht voor zijn arbeid. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. Appellant heeft hiertegen geen beroep ingesteld.
In 2002 heeft appellant nieuwe gegevens ingediend, waaronder een rapport van een register-arbeidsdeskundige en een verzekeringsarts, waaruit zou blijken dat hij niet in staat was om zijn arbeid te verrichten. Appellant verzocht het Uwv om een nieuw besluit op basis van deze nieuwe gegevens. In hoger beroep stelde appellant dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat het Uwv het verzoek onder toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had afgedaan zonder nieuwe feiten of omstandigheden te overwegen.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat het Uwv terecht had aangenomen dat de ingediende rapporten geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatten die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigen. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van griffier P. van der Wal, op 9 augustus 2006.