ECLI:NL:CRVB:2006:AY6064
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Recht op vervolguitkering en vaststelling eerste werkloosheidsdag in hoger beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 5 november 2004. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 augustus 2006 uitspraak gedaan in het geding tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de vaststelling van de eerste werkloosheidsdag en het recht op een vervolguitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW).
Appellante, vertegenwoordigd door mr. R. Muurlink, heeft hoger beroep ingesteld tegen de eerdere uitspraak. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en er zijn verschillende brieven uitgewisseld tussen partijen. Tijdens de zitting op 21 juni 2006 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft de feiten zoals weergegeven door de rechtbank als uitgangspunt genomen voor zijn beoordeling.
Het Uwv heeft in een brief van 6 april 2006 meegedeeld dat het bestreden besluit van 19 februari 2004 niet langer wordt gehandhaafd en dat appellante alsnog aanspraak maakt op een vervolguitkering. De Raad heeft geoordeeld dat de aangevallen uitspraak en het besluit van 19 februari 2004 vernietigd dienen te worden. Tevens is het Uwv opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
De Raad heeft ook geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, ter hoogte van € 1.288,--, en dat het griffierecht van in totaal € 139,-- aan appellante vergoed moet worden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier L. Karssenberg en is openbaar uitgesproken.