ECLI:NL:CRVB:2006:AY5862
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van verzet wegens termijnoverschrijding en veranderde adresgegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2006 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 21 maart 2006. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 1 november 2005, maar haar hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard. Hierop diende appellante op 9 juni 2006 een verzetschrift in, dat betrekking had op de niet-ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep.
De Raad overweegt dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint te lopen vanaf de dag na verzending van de bestreden uitspraak. In dit geval was de uitspraak van 21 maart 2006 op 4 april 2006 aan de partijen verzonden, waardoor de verzetstermijn liep van 5 april tot en met 16 mei 2006. Het verzetschrift, gedateerd 8 juni 2006, werd pas op 9 juni 2006 ter griffie ontvangen, wat betekent dat de termijn ruimschoots was overschreden.
De Raad stelt vast dat de omstandigheden die appellante in haar verzetschrift aanvoert, niet van dien aard zijn dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest. De Raad benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de betrokkene is om tijdig de juiste adresgegevens door te geven, en dat het risico van het niet tijdig ontvangen van een verzetschrift volledig voor rekening komt van de indiener. Gelet op deze overwegingen verklaart de Raad het verzet niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van griffier P.E. Broekman, en is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2006. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 25 juli 2006, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door S.J. de Waard van Stichting VluchtelingenWerk Zoetermeer, terwijl het College niet aanwezig was.