ECLI:NL:CRVB:2006:AY5862

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-7287 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van verzet wegens termijnoverschrijding en veranderde adresgegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2006 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 21 maart 2006. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 1 november 2005, maar haar hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard. Hierop diende appellante op 9 juni 2006 een verzetschrift in, dat betrekking had op de niet-ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep.

De Raad overweegt dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint te lopen vanaf de dag na verzending van de bestreden uitspraak. In dit geval was de uitspraak van 21 maart 2006 op 4 april 2006 aan de partijen verzonden, waardoor de verzetstermijn liep van 5 april tot en met 16 mei 2006. Het verzetschrift, gedateerd 8 juni 2006, werd pas op 9 juni 2006 ter griffie ontvangen, wat betekent dat de termijn ruimschoots was overschreden.

De Raad stelt vast dat de omstandigheden die appellante in haar verzetschrift aanvoert, niet van dien aard zijn dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest. De Raad benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de betrokkene is om tijdig de juiste adresgegevens door te geven, en dat het risico van het niet tijdig ontvangen van een verzetschrift volledig voor rekening komt van de indiener. Gelet op deze overwegingen verklaart de Raad het verzet niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van griffier P.E. Broekman, en is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2006. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 25 juli 2006, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door S.J. de Waard van Stichting VluchtelingenWerk Zoetermeer, terwijl het College niet aanwezig was.

Uitspraak

05/7287 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 1 november 2005, 04/4507 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer (hierna: College)
Datum uitspraak: 8 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 21 maart 2006 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 21 maart 2006 heeft appellante een verzetschrift ingediend dat op 9 juni 2006 bij de Raad is ingekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2006, waar appellante zich heeft laten vertegenwoordigen door
S.J. de Waard, werkzaam bij Stichting VluchtelingenWerk Zoetermeer en waar het College zich niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
Blijkens artikel 8:55, eerste lid, van de Awb zijn onder meer de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Awb van overeenkomstige toepassing op het verzet tegen een uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, van de Awb.
De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken, zoals onder bedoelde uitspraak is aangegeven. Die termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop een afschrift van de bestreden uitspraak aan de partijen is toegezonden. Een verzetschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen dan wel - bij verzending per post - voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De genoemde uitspraak van de Raad van 21 maart 2006 is op 4 april 2006 aan partijen verzonden. Het tegen die uitspraak gerichte verzetschrift, gedateerd 8 juni 2006, is op 9 juni 2006 ter griffie ontvangen en is blijkens de poststempel op de enveloppe op 8 juni 2006 ter post bezorgd.
Nu de verzetstermijn loopt van 5 april 2006 tot en met 16 mei 2006 stelt de Raad vast dat die termijn in het onderhavige geval ruimschoots is overschreden.
Dit betekent dat het verzet om die reden niet-ontvankelijk is, tenzij, gelet op artikel 6:11 van de Awb, redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De in het verzetschrift aangevoerde omstandigheden zijn niet van dien aard dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat appellante in verzuim is geweest. De Raad merkt daarbij op dat het op de weg van een betrokkene ligt om de Raad tijdig te informeren omtrent veranderde adresgegevens en dat volgens vaste rechtspraak het risico van het niet tijdig ontvangen van een verzetschrift als gevolg van het niet tijdig doorgeven van de juiste adresgegevens aan de Raad, volledig voor rekening komt van de partij die het verzet heeft gedaan.
Gelet op het voorgaande dient het verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.E. Broekman als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2006.
(get.) G.A.J van den Hurk.
(get.) P.E. Broekman.