ECLI:NL:CRVB:2006:AY5861
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 april 2004, waarin de rechtbank de beslissing van het Uwv om de WAO-uitkering van appellante te herzien, heeft bevestigd. De herziening vond plaats naar aanleiding van een besluit van 29 april 2003, waarbij het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante wijzigde van 80-100% naar 65-80%. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar psychische klachten waren verergerd, wat haar in staat stelde om slechts beperkt te werken. Tijdens de zitting op 9 juni 2006 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door J. de Graaf.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante overwogen, waaronder een rapport van de GGz Nijmegen dat haar psychische klachten documenteerde. Het Uwv stelde echter dat de verergering van haar klachten na de datum in geding geen aanleiding gaf om de eerdere beoordeling van haar belastbaarheid te herzien. De Raad concludeerde dat appellante geen nieuwe gegevens had ingediend die haar gezondheidssituatie per 26 december 2001 konden onderbouwen, en dat er geen reden was om aan de deugdelijkheid van het bestreden besluit te twijfelen.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 21 juli 2006.