ECLI:NL:CRVB:2006:AY5679
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van een bedrijfsleider
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die als bedrijfsleider werkzaam was in een café dat later als coffeeshop werd geëxploiteerd. Appellant meldde zich op 9 februari 2001 ziek met rug-, been- en spanningsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende hem een WAO-uitkering toe met een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij volledig arbeidsongeschikt was en dat zijn beperkingen door het Uwv niet correct waren ingeschat. Hij overhandigde brieven van verschillende medische deskundigen ter ondersteuning van zijn standpunt.
De Centrale Raad van Beroep heeft onafhankelijke medische deskundigen ingeschakeld om de situatie van appellant te beoordelen. Neuroloog Geerlings concludeerde dat appellant ten tijde van de beoordeling niet in staat was om functies te vervullen die hem door het Uwv waren voorgehouden. Psychiater Hoencamp bevestigde dat de psychische problematiek van appellant ten tijde van de beoordeling was onderschat. De Raad oordeelde dat de eerdere beslissing van het Uwv niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid en dat de medische beperkingen van appellant niet correct waren vastgesteld.
De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en verklaarde het beroep van appellant alsnog gegrond. Het Uwv werd opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de bevindingen van de deskundigen. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.288,-- bedroegen, en het griffierecht van € 116,-- diende te worden vergoed.