ECLI:NL:CRVB:2006:AY5675

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-2653 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 30 maart 2004, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv om de WAO-uitkering van appellante te herzien, ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 28 februari 2003 aan appellante meegedeeld dat haar uitkering, die eerder was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 25-35%, per 4 april 2003 zou worden herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Appellante was het niet eens met deze herziening en heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door het Uwv. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak de beslissing van het Uwv bevestigd.

Tijdens de zitting op 8 mei 2006 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.F.J.A. Jennekens. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat appellante in staat is om de functies van telefonist/receptionist, produktiemedewerker industrie en samensteller metaalwaren te vervullen. De Raad heeft de argumenten van appellante, die in wezen een herhaling waren van eerdere stellingen, niet overtuigend geacht en heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd.

De Raad heeft ook overwogen dat het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) niet onterecht is gebruikt, aangezien elke keuring op zichzelf staat en het mogelijk is dat er bij herbeoordeling een andere mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de uitspraak van de rechtbank te herzien en heeft het hoger beroep van appellante afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden, en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2006.

Uitspraak

04/2653 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 30 maart 2004, 03/1251 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 juli 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.G.B. Bergenhenegouwen, werkzaam bij ARAG-Nederland te Leusden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2006. Appellante noch haar gemachtigde is verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. J.F.J.A. Jennekens.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 28 februari 2003 heeft het Uwv aan appellante meegedeeld dat de aan haar verstrekte uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%, per 4 april 2003 wordt herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%.
Bij besluit van 27 augustus 2003 (het bestreden besluit) is het bezwaar van appellante tegen het besluit van 28 februari 2003 ongegrond verklaard.
Het door appellante ingestelde beroep tegen het bestreden besluit is bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante verwezen naar hetgeen zij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd.
De ter beantwoording voorliggende vraag is of bij de aangevallen uitspraak terecht is beslist tot instandlating van het bestreden besluit.
De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend, onder overneming van de door de rechtbank in de aangevallen uitspraak gebezigde gronden. In hetgeen namens appellante in hoger beroep is aangevoerd - in essentie een herhaling van hetgeen in eerste aanleg naar voren is gebracht en door de rechtbank op goede gronden is verworpen - heeft de Raad geen aanleiding gevonden om tot een andersluidend oordeel te komen.
Voor wat betreft de stelling van appellante dat het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) niet gebruikt mag worden omdat het een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse oplevert dan een schatting waarbij gebruik gemaakt is van het Functie Informatie Systeem (FIS), overweegt de Raad dat iedere keuring op zichzelf staat, zodat het altijd mogelijk is dat er bij een herbeoordeling sprake is van een hogere, lagere of zelfde mate van arbeidsongeschiktheid. Dit staat los van het gebruikte systeem. De Raad is voorts van oordeel dat het Uwv voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat appellante de functies telefonist/receptionist, produktiemedewerker industrie en samensteller metaalwaren kan vervullen.
Gelet op het bovenstaande kan het hoger beroep niet slagen.
De Raad ziet geen aanleiding tot toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2006.
(get.) J. Janssen.
(get.) A.C.W. Ris-van Huussen.
DK