ECLI:NL:CRVB:2006:AY5675
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 30 maart 2004, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv om de WAO-uitkering van appellante te herzien, ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 28 februari 2003 aan appellante meegedeeld dat haar uitkering, die eerder was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 25-35%, per 4 april 2003 zou worden herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Appellante was het niet eens met deze herziening en heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door het Uwv. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak de beslissing van het Uwv bevestigd.
Tijdens de zitting op 8 mei 2006 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.F.J.A. Jennekens. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat appellante in staat is om de functies van telefonist/receptionist, produktiemedewerker industrie en samensteller metaalwaren te vervullen. De Raad heeft de argumenten van appellante, die in wezen een herhaling waren van eerdere stellingen, niet overtuigend geacht en heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd.
De Raad heeft ook overwogen dat het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) niet onterecht is gebruikt, aangezien elke keuring op zichzelf staat en het mogelijk is dat er bij herbeoordeling een andere mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de uitspraak van de rechtbank te herzien en heeft het hoger beroep van appellante afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden, en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2006.