ECLI:NL:CRVB:2006:AY5580
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Weigering van Ziektewet-uitkering en ondeugdelijke motivering door het Uwv
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die op 16 september 2004 een beslissing heeft genomen over de weigering van een Ziektewet-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had zich ziek gemeld vanwege zwangerschapsklachten, maar het Uwv weigerde haar ziekengeld met als reden dat haar arbeidsongeschiktheid niet kon worden vastgesteld. De rechtbank vernietigde het besluit van het Uwv, omdat het niet voldeed aan de vereisten van een deugdelijke motivering, maar liet de rechtsgevolgen van het besluit in stand. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij werd bijgestaan door haar advocaat, mr. P.R. Klaver.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Het Uwv had in een primair besluit van 16 juni 2003 besloten om geen ziekengeld toe te kennen, omdat appellante niet was verschenen op twee spreekuren van de verzekeringsarts. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet had aangetoond dat appellante geen recht had op ziekengeld, en dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit niet in stand konden blijven. De Raad stelde vast dat appellante uiteindelijk op 27 mei 2003 door een verzekeringsarts was gezien, maar dat er onvoldoende medische gegevens waren om te concluderen dat zij op de relevante data niet arbeidsongeschikt was.
De Raad vernietigde de beslissing van de rechtbank voor zover deze de rechtsgevolgen in stand hield, bevestigde de uitspraak voor het overige, en droeg het Uwv op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 644,-. De uitspraak werd gedaan op 2 augustus 2006, met de griffier J.J. Janssen aanwezig.