ECLI:NL:CRVB:2006:AY5555
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WAZ-uitkering wegens hogere inkomsten uit arbeid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die een WAZ-uitkering ontving vanwege arbeidsongeschiktheid. De appellant, directeur/grootaandeelhouder van een holding en dochtermaatschappijen, had een WAZ-uitkering aangevraagd vanwege rugklachten. Na een herbeoordeling werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 45 tot 55%. Het Uwv heeft echter vastgesteld dat de appellant vanaf 12 mei 2000 hogere inkomsten uit arbeid heeft genoten dan zijn maatmaninkomen, wat leidde tot de intrekking van zijn uitkering en terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen.
De rechtbank Almelo heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het besluit van het Uwv om de uitkering niet uit te betalen en de terugvordering te handhaven, in stand kan blijven. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn inkomsten uit verhuur van onroerend goed niet als arbeid moeten worden aangemerkt en dat hij een lager marktconform salaris had moeten ontvangen. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat het Uwv de inkomsten op juiste wijze heeft vastgesteld en dat de appellant niet kan stellen dat hij niet op de hoogte was van de gevolgen van zijn inkomsten voor de WAZ-uitkering.
De Raad heeft geconcludeerd dat de intrekking van de WAZ-uitkering en de terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkering terecht zijn. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de kosten van de procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de Raad heeft de zaak afgesloten zonder verdere gevolgen voor de appellant.