ECLI:NL:CRVB:2006:AY5531
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WAO-uitkering met betrekking tot de hoogte van het dagloon
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 13 februari 2004, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn WAO-uitkering en de hoogte van het dagloon. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 juli 2006 uitspraak gedaan. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de uitkering van appellant had herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer. Appellant had in de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2000 te veel ontvangen uitkering, die hij moest terugbetalen. De Raad oordeelde dat de door appellant aangevoerde grieven, waaronder de onterecht geweigerde verhoging van het dagloon en de toepassing van artikel 44 van de WAO, niet gegrond waren. De Raad stelde vast dat appellant in die periode werkzaamheden had verricht die niet als geschikt konden worden aangemerkt, en dat de terugvordering van de uitkering terecht aan appellant was opgelegd. De Raad concludeerde dat de hoogte van het terug te vorderen bedrag correct was vastgesteld en dat de opvatting van appellant dat de terugbetaling door de werkgever zou moeten plaatsvinden, niet juist was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad voegde hieraan toe dat de door appellant aangevoerde argumenten niet voldoende waren onderbouwd.