ECLI:NL:CRVB:2006:AY5434
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om heropening WAO-uitkering na afwijzing door Uwv
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin haar verzoek om heropening van de WAO-uitkering werd afgewezen. Appellante, die in 1993 een ernstig ongeval heeft gehad, verzocht het Uwv op 31 mei 2001 om haar WAO-uitkering te heropenen vanwege een verslechterde gezondheidstoestand, zowel fysiek als psychisch. Het Uwv wees dit verzoek af op 3 oktober 2001, omdat appellante niet gedurende vier weken onafgebroken arbeidsongeschikt was geweest uit dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor haar uitkering eerder was toegekend. Het bezwaar van appellante tegen deze afwijzing werd op 23 april 2003 ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 14 mei 2004.
Tijdens de zitting op 2 juni 2006 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Kuilenburg. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante stelde dat haar belastbaarheid, ook psychisch, was afgenomen en dat dit te herleiden was tot haar ongeval in 1993. De Raad oordeelde echter dat de eerdere toekenning van de AAW/WAO-uitkering niet was gebaseerd op psychische beperkingen. Een verzoek om nader onderzoek door een onafhankelijke medisch deskundige werd afgewezen, omdat dit geen verandering in de situatie zou brengen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen recht had op heropening van de WAO-uitkering, omdat haar verzoek niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 juli 2006. Er werden geen termen voor proceskostenvergoeding vastgesteld.