ECLI:NL:CRVB:2006:AY5318
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van het Uwv inzake WAZ-uitkering en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 2 februari 2006, waarin het beroep tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de toekenning van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). Appellant had eerder een WAZ-uitkering gekregen, maar het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid in een later besluit aangepast. Appellant was het niet eens met de medische beoordeling die aan de eerdere beslissing ten grondslag lag en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure heeft het Uwv op 15 mei 2006 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant werd vastgesteld op 80 tot 100%. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat deze wijziging tegemoetkomt aan de vordering van appellant. De Raad heeft echter ook overwogen dat appellant belang heeft bij een vernietiging van het eerdere besluit, omdat hij schadevergoeding heeft verzocht in de vorm van wettelijke rente over de na te betalen uitkering. De Raad heeft dit verzoek toegewezen, verwijzend naar eerdere jurisprudentie.
Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv verantwoordelijk is voor de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, met J.J.B. van der Putten als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2006.