ECLI:NL:CRVB:2006:AY5214

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-2216 ZFW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging inschrijving ziekenfonds en schadevordering door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 25 maart 2004 haar beroep tegen een besluit van de zorgverzekeraar Amicon ongegrond verklaarde. Het besluit, dat op 7 oktober 2003 was genomen, hield in dat de inschrijving van appellante in het ziekenfonds per 2 september 2002 was beëindigd, omdat er geen rechtsgrond meer voorhanden was. Appellante, die een dagopleiding volgt en geen inkomen heeft, stelde dat zij recht had op inschrijving als ziekenfondsverzekerde. Ze voerde aan dat haar grootvader, een gewezen K.N.I.L.-militair, recht gaf op sociale verzorging, en dat deze verplichting ook gold voor zijn nakomelingen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 13 juni 2006, maar beide partijen zijn niet verschenen. De Raad oordeelde dat Amicon de Ziekenfondswet correct had toegepast en dat appellante's argumenten niet voldoende waren om haar inschrijving te rechtvaardigen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T.G.M. Simons als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 11 juli 2006.

Uitspraak

04/2216 ZFW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 25 maart 2004, 03/2479 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de onderlinge waarborgmaatschappij Amicon Zorgverzekeraar Ziekenfonds U.A., gevestigd te Enschede (hierna: Amicon)
Datum uitspraak: 11 juli 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Amicon heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 13 juni 2006, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 22 augustus 2003, in bezwaar gehandhaafd bij besluit van 7 oktober 2003, heeft Amicon:
- aan appellante medegedeeld dat haar inschrijving in het ziekenfonds met ingang van 2 september 2002 is beëindigd omdat een rechtsgrond daarvoor is komen te ontbreken;
- aan appellante een schadevordering van € 115,08 opgelegd wegens onrechtmatige inschrijving als ziekenfondsverzekerde over de periode van 1 december 2001 tot 4 januari 2002.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 7 oktober 2003 ongegrond verklaard.
Appellante heeft in hoger beroep, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd:
- dat zij een dagopleiding volgt en geen inkomen heeft en dus is aangewezen op de ziekenfondsverzekering;
- dat zij de kleindochter is van een - gewezen - K.N.I.L.-militair, dat in het kader van de soevereiniteitsoverdracht Nederland-Indonesië de sociale verzorging (waaronder de voorziening in geneeskundige kosten) van de in Nederland verblijvende gewezen K.N.I.L-militairen door Nederland is gewaarborgd en dat deze door Nederland aangegane verplichting zich ook uitstrekt tot hun in Nederland verblijvende nakomelingen, dat het omtrent de inschrijving als ziekenfondsverzekerde bij en krachtens de Ziekenfondswet bepaalde gelet op de artikelen 93 en 94 van de Grondwet buiten toepassing dient te blijven en dat Amicon jegens haar heeft gehandeld in strijd met de door Nederland aangegane verplichting.
De Raad is, met de rechtbank, van oordeel dat Amicon een juiste toepassing heeft gegeven aan het bepaalde bij en krachtens de Ziekenfondswet. Dat appellante een dagopleiding volgt en geen inkomen heeft, is geen rechtsgrond voor inschrijving als ziekenfondsverzekerde.
Dat Amicon op grond van één of meer eenieder verbindende bepalingen van verdragen als bedoeld in de artikelen 93 en 94 van de Grondwet gehouden zou zijn tot voortzetting van de inschrijving van appellante als ziekenfondsverzekerde, is de Raad voorts niet gebleken.
Ook overigens is van een dergelijke gehoudenheid van Amicon niet gebleken.
Hetgeen appellante overigens heeft aangevoerd en gevorderd (waaronder een veroordeling van de Nederlandse regering - lees: de Staat der Nederlanden - tot betaling aan appellante van de bezoldiging van haar grootvader en tot “opzending” van appellante naar Ambon) gaat de reikwijdte van het door appellante in beroep bij de rechtbank bestreden besluit van 7 oktober 2003 te buiten en moet daarom buiten bespreking blijven.
De Raad komt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en R.M. van Male als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2006.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) M. Renden.
JK/476