ECLI:NL:CRVB:2006:AY5129
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Herziening mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de herziening van haar arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aan de orde is. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 juli 2006 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.I. Vervest, heeft aangevoerd dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) niet alle door haar ondervonden beperkingen in verband met de ziekte van Graves, psychische klachten, knie- en rugklachten in aanmerking heeft genomen. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft zij een behandelovereenkomst van haar psycholoog overgelegd.
De Raad heeft de beschikbare medische gegevens, waaronder rapportages van (bezwaar)verzekeringsartsen en informatie van de behandelende sector, zorgvuldig beoordeeld. De Raad concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid van het medische oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. De bezwaarverzekeringsarts W.R. Eeuwen heeft na onderzoek van appellante en dossieronderzoek vastgesteld dat appellante meer beperkt is dan eerder vastgesteld, maar de Raad is van mening dat de FML voldoende rekening houdt met haar klachten.
De Raad heeft ook de in hoger beroep overgelegde medische informatie van GGZ Dijk en Duin beoordeeld, maar deze informatie heeft niet geleid tot een ander oordeel, omdat deze betrekking heeft op een behandeling die na de datum in geding is aangevangen. De Raad bevestigt dat de functies die aan appellante zijn voorgehouden, geschikt zijn, en dat de schatting van haar belastbaarheid op goede gronden berust. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.