ECLI:NL:CRVB:2006:AY4935

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-3075 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting op WAO-uitkering en niet-ontvankelijk verklaring in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 mei 2004, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 22 mei 2003 besloten om de betaling van de aan appellant toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) over een bepaalde periode op nihil te stellen, vanwege de door appellant genoten arbeidsinkomsten. Tevens had het Uwv de eerder betaalde WAO-uitkering tot de helft teruggevorderd, omdat deze als onverschuldigd was aangemerkt.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 2 juni 2006. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.T. ’t Jong. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het inleidende beroep van appellant niet in bezwaar of administratief beroep was genomen, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De Raad oordeelt dat de rechtbank het beroepschrift van appellant als bezwaarschrift had moeten doorsturen naar het Uwv, aangezien er tegen het besluit bezwaar openstond.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het inleidend beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,-, en is bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht in eerste aanleg en in hoger beroep, totaal € 133,-, vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van de Vos als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2006.

Uitspraak

04/3075 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 mei 2004, 03/1437 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 14 juli 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2006. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.T. ’t Jong.
II. OVERWEGINGEN
Het inleidende beroep richt zich tegen het besluit van het Uwv van 22 mei 2003 waarbij, voor zover van belang, het Uwv de betaling van de aan appellant toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschikt- heidsverzekering (WAO) over het tijdvak van 1 juni 1993 tot 3 juni 1996 onder toepassing van artikel 44 van de WAO wegens de door appellant genoten arbeidsinkomsten op nihil heeft gesteld en de over het tijdvak van 28 oktober 1992 tot 1 maart 1996 betaalde WAO-uitkering tot de helft als door toedoen van appellant onverschuldigd betaald, heeft teruggevorderd.
Het hiertegen ingestelde beroep is bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
Ambtshalve overweegt de Raad dat het in beroep door appellant aangevochten besluit niet in bezwaar of administratief beroep is genomen. Uit artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht vloeit voort dat, anders dan door het Uwv is aangegeven, tegen dat besluit bezwaar en geen beroep openstond, zodat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De rechtbank had het beroepschrift van 27 juni 2003 ter behandeling als bezwaarschrift moeten doorsturen naar het Uwv. Waar het Uwv inmiddels over dat beroepschrift beschikt, gaat de Raad er van uit dat het Uwv thans tot de behandeling hiervan als bezwaarschrift overgaat.
Het Uwv zal in de kosten worden veroordeeld, aan de zijde van appellant wegens de aan hem verleende rechtsbijstand begroot op € 644,- voor het geding in eerste aanleg en € 322,- voor het geding in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het inleidend beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot de betaling van een bedrag van € 966,- aan proceskosten, te voldoen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het door hem betaalde griffierecht in eerste aanleg en in hoger beroep, totaal € 133,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van de Vos als voorzitter en J.W. Schuttel en R.C. Stam als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P. Mulder als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2006.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) J.P. Mulder.