ECLI:NL:CRVB:2006:AY4935
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van de Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Korting op WAO-uitkering en niet-ontvankelijk verklaring in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 mei 2004, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 22 mei 2003 besloten om de betaling van de aan appellant toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) over een bepaalde periode op nihil te stellen, vanwege de door appellant genoten arbeidsinkomsten. Tevens had het Uwv de eerder betaalde WAO-uitkering tot de helft teruggevorderd, omdat deze als onverschuldigd was aangemerkt.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 2 juni 2006. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.T. ’t Jong. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het inleidende beroep van appellant niet in bezwaar of administratief beroep was genomen, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De Raad oordeelt dat de rechtbank het beroepschrift van appellant als bezwaarschrift had moeten doorsturen naar het Uwv, aangezien er tegen het besluit bezwaar openstond.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het inleidend beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,-, en is bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht in eerste aanleg en in hoger beroep, totaal € 133,-, vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van de Vos als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2006.