ECLI:NL:CRVB:2006:AY4867
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding na intrekking hoger beroep door bestuursorgaan
In deze zaak gaat het om de proceskosten die zijn gemaakt in hoger beroep na de intrekking van het hoger beroep door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 juli 2006 uitspraak gedaan in deze kwestie. De appellant, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 februari 2002. In het hoger beroep zijn alleen de proceskosten aan de orde, niet de kosten van de DNA-rapportages die door betrokkene zijn geclaimd.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant het hoger beroep heeft ingetrokken en dat er een verzoek is gedaan door de gemachtigde van betrokkene, mr. J.A. Smits, om de appellant te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege kan blijven, waarna het onderzoek is gesloten. De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 21a van de Beroepswet, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de kosten na intrekking van het hoger beroep.
De Raad heeft geoordeeld dat de kosten die betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep, moeten worden vergoed. Deze kosten zijn begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep. De Raad heeft ook overwogen dat het verzoek om vergoeding van het betaalde griffierecht in hoger beroep niet kan worden toegewezen, omdat dit griffierecht in een andere procedure is betaald.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.