ECLI:NL:CRVB:2006:AY4809
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveeen
- H.G. Rottier
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juli 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 14 februari 2005. Appellant had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep, omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De gemachtigde van appellant betwistte de ontvangst van een belangrijke brief van 3 mei 2005, waarin hij werd gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen. De Raad heeft vastgesteld dat het tijdsverloop het moeilijk maakte om na te gaan of de brief daadwerkelijk was verzonden en ontvangen. Gezien het grote belang van toegang tot de rechter, werd het risico van het niet kunnen verifiëren van de verzending niet voor rekening van appellant gebracht.
De Raad concludeerde dat appellant niet op de hoogte was van een einddatum voor de betaling van het griffierecht, waardoor het overschrijden van een niet bekende termijn niet aan hem kon worden tegengeworpen. Het verzet werd gegrond verklaard, en het onderzoek werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Tevens werd het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) veroordeeld in de kosten van het verzet, die zijn begroot op € 644,-- wegens verleende rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie en de rechten van appellanten in bestuursrechtelijke procedures.